hoogspringen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spring hoog | sprong hoog | heb hooggesprongen |
jij, je, u | springt hoog | sprong hoog | hebt hooggesprongen |
hij, zij, het | springt hoog | sprong hoog | heeft hooggesprongen |
wij | springen hoog | sprongen hoog | hebben hooggesprongen |
jullie | springen hoog | sprongen hoog | hebben hooggesprongen |
zij, ze | springen hoog | sprongen hoog | hebben hooggesprongen |
PresensBeta
Example presens sentences for Hoogspringen with some of the pronouns.
- Ik spring hoog tijdens de wedstrijd.
- Jij springt hoog over de balk.
- Hij/zij/het springt hoog met gemak.
- Wij springen hoog in de lucht.
- Jullie springen hoog over de hindernis.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Hoogspringen with some of the pronouns.
- Ik sprong hoog toen ik jong was.
- Jij sprong hoog in de sportschool vorig jaar.
- Hij/zij/het sprong hoog tijdens de vorige competitie.
- Wij sprongen hoog in de gymles.
- Jullie sprongen hoog tijdens de demonstratie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Hoogspringen with some of the pronouns.
- Ik ben hooggesprongen tijdens de training.
- Jij bent hooggesprongen op het vorige toernooi.
- Hij/zij/het is hooggesprongen en heeft een record gevestigd.
- Wij zijn hooggesprongen op het sportevenement.
- Jullie zijn hooggesprongen tijdens de oefening.