indammen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dam in | damde in | heb ingedamd |
jij, je, u | damt in | damde in | hebt ingedamd |
hij, zij, het | damt in | damde in | heeft ingedamd |
wij | dammen in | damden in | hebben ingedamd |
jullie | dammen in | damden in | hebben ingedamd |
zij, ze | dammen in | damden in | hebben ingedamd |
PresensBeta
Example presens sentences for Indammen with some of the pronouns.
- Ik dam het water in de rivier in.
- Jij damt het water in de rivier in.
- Hij/Zij damt het water in de rivier in.
- Wij dammen het water in de rivier in.
- Jullie dammen het water in de rivier in.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Indammen with some of the pronouns.
- Ik damde het water in de rivier in.
- Jij damde het water in de rivier in.
- Hij/Zij damde het water in de rivier in.
- Wij damden het water in de rivier in.
- Jullie damden het water in de rivier in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Indammen with some of the pronouns.
- Ik heb het water in de rivier ingedamd.
- Jij hebt het water in de rivier ingedamd.
- Hij/Zij heeft het water in de rivier ingedamd.
- Wij hebben het water in de rivier ingedamd.
- Jullie hebben het water in de rivier ingedamd.