indrinken

Conjugations List of Indrinken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdrink indronk inheb ingedronken
jij, je, udrinkt indronk inhebt ingedronken
hij, zij, hetdrinkt indronk inheeft ingedronken
wijdrinken indronken inhebben ingedronken
julliedrinken indronken inhebben ingedronken
zij, zedrinken indronken inhebben ingedronken

Presens
Beta

Example presens sentences for Indrinken with some of the pronouns.

  • Ik drink in voordat het feest begint.
  • Jij drinkt in om jezelf op te warmen.
  • Hij/Zij drinkt in met zijn/haar vrienden.
  • Wij drinken in terwijl we naar muziek luisteren.
  • Jullie drinken in om te ontspannen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Indrinken with some of the pronouns.

  • Ik dronk in voordat het feest begon.
  • Jij dronk in om jezelf op te warmen.
  • Hij/Zij dronk in met zijn/haar vrienden.
  • Wij dronken in terwijl we naar muziek luisterden.
  • Jullie dronken in om te ontspannen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Indrinken with some of the pronouns.

  • Ik heb ingedronken voordat het feest begon.
  • Jij hebt ingedronken om jezelf op te warmen.
  • Hij/Zij heeft ingedronken met zijn/haar vrienden.
  • Wij hebben ingedronken terwijl we naar muziek luisterden.
  • Jullie hebben ingedronken om te ontspannen.