uitrollen

Conjugations List of Uitrollen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrol uitrolde uitheb uitgerold
jij, je, urolt uitrolde uithebt uitgerold
hij, zij, hetrolt uitrolde uitheeft uitgerold
wijrollen uitrolden uithebben uitgerold
jullierollen uitrolden uithebben uitgerold
zij, zerollen uitrolden uithebben uitgerold

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitrollen with some of the pronouns.

  • Ik rol de deegroller uit op het aanrecht.
  • Jij rolt het kleed uit op de vloer.
  • Hij/zij rolt de poster uit op de muur.
  • Wij rollen het tapijt uit in de woonkamer.
  • Zij rollen de loper uit voor de ceremonie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitrollen with some of the pronouns.

  • Vroeger rolde ik altijd deegrollers uit voor mijn moeder.
  • Tijdens de vakantie rolden we elke dag een handdoek uit op het strand.
  • Toen ik jong was, rolde ik vaak posters uit op mijn slaapkamermuur.
  • In die periode rolden ze regelmatig een rode loper uit voor speciale evenementen.
  • Elke zondag rolden we het picknickkleed uit in het park.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitrollen with some of the pronouns.

  • Ik heb de rode loper uitgerold voor de VIP's.
  • Jij hebt de taartdeegroller uitgerold op het bakpapier.
  • Hij/zij heeft de landkaart uitgerold om de route te bekijken.
  • Wij hebben het zeil uitgerold op het strand.
  • Zij hebben de banner uitgerold als decoratie.