labeuren

Conjugations List of Labeuren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklabeurlabeurdeheb gelabeurd
jij, je, ulabeurtlabeurdehebt gelabeurd
hij, zij, hetlabeurtlabeurdeheeft gelabeurd
wijlabeurenlabeurdenhebben gelabeurd
jullielabeurenlabeurdenhebben gelabeurd
zij, zelabeurenlabeurdenhebben gelabeurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Labeuren with some of the pronouns.

  • Ik labeur
  • Jij labeurt
  • Hij/Zij/Het labeurt
  • Wij labeuren
  • Jullie labeuren

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Labeuren with some of the pronouns.

  • Ik labeurde
  • Jij labeurde
  • Hij/Zij/Het labeurde
  • Wij labeurden
  • Jullie labeurden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Labeuren with some of the pronouns.

  • Ik heb gelabeurd
  • Jij hebt gelabeurd
  • Hij/Zij/Het heeft gelabeurd
  • Wij hebben gelabeurd
  • Jullie hebben gelabeurd