schrooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schrooi | schrooide | heb geschrooid |
jij, je, u | schrooit | schrooide | hebt geschrooid |
hij, zij, het | schrooit | schrooide | heeft geschrooid |
wij | schrooien | schrooiden | hebben geschrooid |
jullie | schrooien | schrooiden | hebben geschrooid |
zij, ze | schrooien | schrooiden | hebben geschrooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Schrooien with some of the pronouns.
- Ik schrooi dagelijks in de tuin.
- Jij schrooit graag aan je fiets.
- Hij schrooit altijd aan zijn computer.
- Zij schrooit met veel precisie.
- Wij schrooien samen aan het project.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schrooien with some of the pronouns.
- Ik schrooide vroeger vaak in de tuin.
- Jij schrooide regelmatig aan je fiets.
- Hij schrooide altijd aan zijn computer tijdens de lessen.
- Zij schrooide met veel precisie aan het kunstwerk.
- Wij schrooiden samen aan het oude gebouw.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schrooien with some of the pronouns.
- Ik heb geschrooid in de tuin.
- Jij hebt graag aan je fiets geschrooid.
- Hij heeft altijd aan zijn computer geschrooid.
- Zij heeft met veel precisie geschrooid.
- Wij hebben samen aan het project geschrooid.