afkiezen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kies af | koos af | heb afgekozen |
jij, je, u | kiest af | koos af | hebt afgekozen |
hij, zij, het | kiest af | koos af | heeft afgekozen |
wij | kiezen af | kozen af | hebben afgekozen |
jullie | kiezen af | kozen af | hebben afgekozen |
zij, ze | kiezen af | kozen af | hebben afgekozen |
PresensBeta
Example presens sentences for Afkiezen with some of the pronouns.
- Ik kies af voor de wedstrijd.
- Jij kiest af voor het feest.
- Hij/Zij kiest af voor de vergadering.
- Wij kiezen af voor de les.
- Jullie kiezen af voor de training.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afkiezen with some of the pronouns.
- Ik koos af voor het evenement.
- Jij koos af voor de bijeenkomst.
- Hij/Zij koos af voor de cursus.
- Wij kozen af voor de excursie.
- Jullie kozen af voor het concert.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afkiezen with some of the pronouns.
- Ik heb afgekozen voor de vakantie.
- Jij hebt afgekozen voor de nieuwe baan.
- Hij/Zij heeft afgekozen voor de studie.
- Wij hebben afgekozen voor het restaurant.
- Jullie hebben afgekozen voor de film.