inglijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | glij in | gleed in | ben ingegleden |
jij, je, u | glijdt in | gleed in | bent ingegleden |
hij, zij, het | glijdt in | gleed in | is ingegleden |
wij | glijden in | gleden in | zijn ingegleden |
jullie | glijden in | gleden in | zijn ingegleden |
zij, ze | glijden in | gleden in | zijn ingegleden |
PresensBeta
Example presens sentences for Inglijden with some of the pronouns.
- Ik glijd de helling in met mijn slee.
- De kinderen glijden op hun sokken door de gang.
- Hij glijdt behendig over het ijs.
- Wij glijden langzaam naar beneden op de skilift.
- Jullie glijden moeiteloos over het water met jullie surfplanken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inglijden with some of the pronouns.
- Vroeger gleed ik altijd van de trapleuning af als kind.
- Toen ik jong was, gleden we vaak op onze sleeën de heuvel af.
- Hij gleed regelmatig uit tijdens het schaatsen.
- Wij gleden voorzichtig over het natte gras.
- Jullie gleden soepel over het ijs tijdens de wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inglijden with some of the pronouns.
- Ik ben ingegleden op het ijs en heb een mooie pirouette gemaakt.
- De kinderen zijn op hun buik ingegleden op de modderige heuvel.
- Hij is uitgegleden, maar heeft zich gelukkig niet bezeerd.
- Wij zijn samen ingegleden op de waterglijbaan.
- Jullie zijn vloeiend ingegleden in de dansroutine.