inlokken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lok in | lokte in | heb ingelokt |
jij, je, u | lokt in | lokte in | hebt ingelokt |
hij, zij, het | lokt in | lokte in | heeft ingelokt |
wij | lokken in | lokten in | hebben ingelokt |
jullie | lokken in | lokten in | hebben ingelokt |
zij, ze | lokken in | lokten in | hebben ingelokt |
PresensBeta
Example presens sentences for Inlokken with some of the pronouns.
- Ik lok klanten naar mijn winkel.
- Jij lokt mensen met je charme.
- Hij lokt vogels met vogelvoer.
- Zij lokken toeristen naar hun hotel.
- We lokken de kat met een stukje vis.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inlokken with some of the pronouns.
- Ik lokte klanten naar mijn winkel.
- Jij lokte mensen met je charme.
- Hij lokte vogels met vogelvoer.
- Zij lokten toeristen naar hun hotel.
- We lokten de kat met een stukje vis.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inlokken with some of the pronouns.
- Ik heb klanten naar mijn winkel gelokt.
- Jij hebt mensen met je charme gelokt.
- Hij heeft vogels met vogelvoer gelokt.
- Zij hebben toeristen naar hun hotel gelokt.
- We hebben de kat met een stukje vis gelokt.