inpennen

Conjugations List of Inpennen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpen inpende inheb ingepend
jij, je, upent inpende inhebt ingepend
hij, zij, hetpent inpende inheeft ingepend
wijpennen inpenden inhebben ingepend
julliepennen inpenden inhebben ingepend
zij, zepennen inpenden inhebben ingepend

Presens
Beta

Example presens sentences for Inpennen with some of the pronouns.

  • Ik pen in voor de les begint.
  • Jij pent in op het juiste moment.
  • Hij/Zij pent in met volle concentratie.
  • Wij pennen in als de bel gaat.
  • Zij pennen in zodra ze binnenkomen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inpennen with some of the pronouns.

  • Ik pende in terwijl de les bezig was.
  • Jij pend in op het verkeerde moment.
  • Hij/Zij pend in met weinig aandacht.
  • Wij pendden in tijdens de pauze.
  • Zij pendden in voordat de docent binnenkwam.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inpennen with some of the pronouns.

  • Ik heb ingepend voordat de les begon.
  • Jij hebt ingepend op het juiste moment.
  • Hij/Zij heeft ingepend met volle concentratie.
  • Wij hebben ingepend toen de bel ging.
  • Zij hebben ingepend zodra ze binnenkwamen.