insnuiven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | snuif in | snoof in | heb ingesnoven |
jij, je, u | snuift in | snoof in | hebt ingesnoven |
hij, zij, het | snuift in | snoof in | heeft ingesnoven |
wij | snuiven in | snoven in | hebben ingesnoven |
jullie | snuiven in | snoven in | hebben ingesnoven |
zij, ze | snuiven in | snoven in | hebben ingesnoven |
Presens
Example presens sentences for Insnuiven with some of the pronouns.
- Ik snuif de geur op.
- Jij snuift de geur op.
- Hij/Zij/Het snuift de geur op.
- Wij snuiven de geur op.
- Jullie snuiven de geur op.
- Zij snuiven de geur op.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Insnuiven with some of the pronouns.
- Ik snoof de geur op.
- Jij snoof de geur op.
- Hij/Zij/Het snoof de geur op.
- Wij snoven de geur op.
- Jullie snoven de geur op.
- Zij snoven de geur op.
Perfectum
Example perfectum sentences for Insnuiven with some of the pronouns.
- Ik heb de geur ingesnoven.
- Jij hebt de geur ingesnoven.
- Hij/Zij/Het heeft de geur ingesnoven.
- Wij hebben de geur ingesnoven.
- Jullie hebben de geur ingesnoven.
- Zij hebben de geur ingesnoven.