interpelleren

Conjugations List of Interpelleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikinterpelleerinterpelleerdeheb geïnterpelleerd
jij, je, uinterpelleertinterpelleerdehebt geïnterpelleerd
hij, zij, hetinterpelleertinterpelleerdeheeft geïnterpelleerd
wijinterpellereninterpelleerdenhebben geïnterpelleerd
jullieinterpellereninterpelleerdenhebben geïnterpelleerd
zij, zeinterpellereninterpelleerdenhebben geïnterpelleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Interpelleren with some of the pronouns.

  • Ik interpelleer de minister over het beleid.
  • Jij interpeleert vaak tijdens vergaderingen.
  • Hij/Zij interpelleert de burgemeester over de verkeersproblemen.
  • Wij interpelleren de directie over de arbeidsvoorwaarden.
  • Jullie interpeleerden de woordvoerder tijdens de persconferentie.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Interpelleren with some of the pronouns.

  • Ik interpelleerde regelmatig de minister over het beleid.
  • Jij interpelleerde vaak tijdens vergaderingen in het verleden.
  • Hij/Zij interpelleerde de burgemeester over de verkeersproblemen.
  • Wij interpelleerden de directie over de arbeidsvoorwaarden.
  • Jullie interpelleerden de woordvoerder tijdens de persconferentie gisteren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Interpelleren with some of the pronouns.

  • Ik heb de minister geïnterpelleerd over het beleid.
  • Jij hebt vaak geïnterpelleerd tijdens vergaderingen.
  • Hij/Zij heeft de burgemeester geïnterpelleerd over de verkeersproblemen.
  • Wij hebben de directie geïnterpelleerd over de arbeidsvoorwaarden.
  • Jullie hebben de woordvoerder geïnterpelleerd tijdens de persconferentie.