invaren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vaar in | voer in | heb ingevaren |
jij, je, u | vaart in | voer in | hebt ingevaren |
hij, zij, het | vaart in | voer in | heeft ingevaren |
wij | varen in | voeren in | hebben ingevaren |
jullie | varen in | voeren in | hebben ingevaren |
zij, ze | varen in | voeren in | hebben ingevaren |
PresensBeta
Example presens sentences for Invaren with some of the pronouns.
- Ik vaar in naar de haven.
- Jij vaart in naar de steiger.
- Hij/Zij/Het vaart in met de boot.
- Wij varen in met onze kano.
- Jullie varen in naar het eiland.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Invaren with some of the pronouns.
- Ik voer in toen het begon te regenen.
- Jij voer in terwijl ik aan het zwemmen was.
- Hij/Zij/Het voer in tijdens de zonsondergang.
- Wij voeren in met volle snelheid.
- Jullie voeren in terwijl de golven hoog waren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Invaren with some of the pronouns.
- Ik ben ingevaren gisteren.
- Jij bent ingevaren tijdens de vakantie.
- Hij/Zij/Het is ingevaren op zijn verjaardag.
- Wij zijn ingevaren vorige week.
- Jullie zijn ingevaren met de wedstrijd.