jonnen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | jon | jonde | heb gejond |
jij, je, u | jont | jonde | hebt gejond |
hij, zij, het | jont | jonde | heeft gejond |
wij | jonnen | jonden | hebben gejond |
jullie | jonnen | jonden | hebben gejond |
zij, ze | jonnen | jonden | hebben gejond |
PresensBeta
Example presens sentences for Jonnen with some of the pronouns.
- Ik jon gunst toe aan mijn vriendin.
- Jij gunt jezelf een pauze.
- Hij/zij/jij gunt ons een kans.
- Wij gunnen de kinderen een leuke vakantie.
- Zij gunnen hun hond een lekker bot.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Jonnen with some of the pronouns.
- Ik gunde mijn vriendin gunst toe.
- Jij gunde jezelf een pauze.
- Hij/zij/jij gunde ons een kans.
- Wij gunden de kinderen een leuke vakantie.
- Zij gunden hun hond een lekker bot.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Jonnen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn vriendin gunst toegejonnen.
- Jij hebt jezelf een pauze gegund.
- Hij/zij/jij heeft ons een kans gegund.
- Wij hebben de kinderen een leuke vakantie gegund.
- Zij hebben hun hond een lekker bot gegund.