kaaidraaien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kaaidraai | kaaidraaide | heb gekaaidraaid |
jij, je, u | kaaidraait | kaaidraaide | hebt gekaaidraaid |
hij, zij, het | kaaidraait | kaaidraaide | heeft gekaaidraaid |
wij | kaaidraaien | kaaidraaiden | hebben gekaaidraaid |
jullie | kaaidraaien | kaaidraaiden | hebben gekaaidraaid |
zij, ze | kaaidraaien | kaaidraaiden | hebben gekaaidraaid |
PresensBeta
Example presens sentences for Kaaidraaien with some of the pronouns.
- Ik kaaidraai elke dag in mijn vrije tijd.
- Jij kaaidraait graag op feestjes.
- Hij kaaidraait met veel enthousiasme op het podium.
- Wij kaaidraaien samen tijdens de danslessen.
- Zij kaaidraaien als professionals in de circusschool.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kaaidraaien with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, kaaidraaide ik regelmatig met mijn vrienden.
- Vroeger kaaidraaide jij altijd op familiefeesten.
- Hij kaaidraaide vaak in zijn jeugd op straat.
- Wij kaaidraaiden als kinderen in de speeltuin.
- Zij kaaidraaiden gisteravond tijdens het concert.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kaaidraaien with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren kaaidraaide op het strand.
- Jij hebt al eens eerder kaaidraaid in deze zaal.
- Hij heeft meerdere keren kaaidraaid op televisie.
- Wij hebben vorig jaar kaaidraaid voor een groot publiek.
- Zij hebben al vaak kaaidraaid tijdens festivals.