uiteenhouden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hou uiteen | hield uiteen | heb uiteengehouden |
jij, je, u | houdt uiteen | hield uiteen | hebt uiteengehouden |
hij, zij, het | houdt uiteen | hield uiteen | heeft uiteengehouden |
wij | houden uiteen | hielden uiteen | hebben uiteengehouden |
jullie | houden uiteen | hielden uiteen | hebben uiteengehouden |
zij, ze | houden uiteen | hielden uiteen | hebben uiteengehouden |
PresensBeta
Example presens sentences for Uiteenhouden with some of the pronouns.
- Ik houd uiteen hoe je dit probleem kunt oplossen.
- Jij houdt uiteen waarom dit een belangrijke kwestie is.
- Hij/zij houdt uiteen welke stappen we moeten nemen.
- Wij houden uiteen wat de gevolgen kunnen zijn.
- Jullie houden uiteen hoe dit proces werkt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uiteenhouden with some of the pronouns.
- Ik hield uiteen wat ik wist.
- Jij hield uiteen waarom je boos was.
- Hij/zij hield uiteen wat er was gebeurd.
- Wij hielden uiteen wat onze plannen waren.
- Jullie hielden uiteen wat jullie ervaringen waren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uiteenhouden with some of the pronouns.
- Ik heb uiteengehouden wat er is besproken.
- Jij hebt uiteengehouden waarom het nodig was.
- Hij/zij heeft uiteengehouden welke opties er waren.
- Wij hebben uiteengehouden wat er van ons werd verwacht.
- Jullie hebben uiteengehouden hoe het probleem is opgelost.