kaaien

Conjugations List of Kaaien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkaaikaaideheb gekaaid
jij, je, ukaaitkaaidehebt gekaaid
hij, zij, hetkaaitkaaideheeft gekaaid
wijkaaienkaaidenhebben gekaaid
julliekaaienkaaidenhebben gekaaid
zij, zekaaienkaaidenhebben gekaaid

Presens
Beta

Example presens sentences for Kaaien with some of the pronouns.

  • Ik kaai elke dag met mijn vrienden.
  • Jij kaait graag op zondagochtend.
  • Hij kaait als een professional.
  • Zij kaait altijd snel en efficiĆ«nt.
  • We kaaien regelmatig op de rivier.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kaaien with some of the pronouns.

  • Vroeger kaaiden we altijd in dit meer.
  • Toen ik jong was, kaaiden we vaak in het park.
  • Hij kaaiden graag tijdens de zomervakantie.
  • Zij kaaiden samen bijna elke dag.
  • We kaaiden tot laat in de avond.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kaaien with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week gekaaid op het meer.
  • Jij bent al eerder gaan kaaien in deze wateren.
  • Hij heeft gisteren gekaaid met zijn broers.
  • Zij is naar de kust gereisd en heeft daar gekaaid.
  • We hebben dit seizoen al veel gekaaid in verschillende gebieden.