punniken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | punnik | punnikte | heb gepunnikt |
jij, je, u | punnikt | punnikte | hebt gepunnikt |
hij, zij, het | punnikt | punnikte | heeft gepunnikt |
wij | punniken | punnikten | hebben gepunnikt |
jullie | punniken | punnikten | hebben gepunnikt |
zij, ze | punniken | punnikten | hebben gepunnikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Punniken with some of the pronouns.
- Ik punnik.
- Jij punnikt graag.
- Hij/Zij punnikt een sjaal.
- Wij punniken samen in de klas.
- Jullie punniken met veel plezier.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Punniken with some of the pronouns.
- Ik punnikte vroeger vaak.
- Jij punnikte gisteren een nieuwe tas.
- Hij/Zij punnikte altijd tijdens de pauze.
- Wij punnikten enthousiast voor het goede doel.
- Jullie punnikten als hobby in je vrije tijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Punniken with some of the pronouns.
- Ik heb gepunnikt.
- Jij hebt al een muts gepunnikt.
- Hij/Zij heeft een lange sjaal gepunnikt.
- Wij hebben veel verschillende dingen gepunnikt.
- Jullie hebben mooie knuffels gepunnikt.