kampen

Conjugations List of Kampen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkampkampteheb gekampt
jij, je, ukamptkamptehebt gekampt
hij, zij, hetkamptkampteheeft gekampt
wijkampenkamptenhebben gekampt
julliekampenkamptenhebben gekampt
zij, zekampenkamptenhebben gekampt

Presens
Beta

Example presens sentences for Kampen with some of the pronouns.

  • Ik kamp met een moeilijke situatie op het werk.
  • Jij kampt met gezondheidsproblemen.
  • Hij of zij kampt met financiële problemen.
  • Wij kampen met een gebrek aan middelen.
  • Zij kampen met een taalbarrière.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kampen with some of the pronouns.

  • Vroeger kampte ik vaak met onzekerheid.
  • Toen we jong waren, kampten we met een gebrek aan ervaring.
  • Hij of zij kampte jarenlang met verslavingsproblemen.
  • In die periode kampten wij met een gebrek aan middelen.
  • Zij kampten met twijfels over hun beslissingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kampen with some of the pronouns.

  • Ik heb gekampt met uitdagende omstandigheden.
  • Jij hebt al eerder met dit probleem gekampt.
  • Hij of zij heeft langdurig met deze ziekte gekampt.
  • Wij hebben succesvol met de tegenstand gekampt.
  • Zij hebben met veel tegenslagen gekampt, maar zijn doorgegaan.