kasseien

Conjugations List of Kasseien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkasseikasseideheb gekasseid
jij, je, ukasseitkasseidehebt gekasseid
hij, zij, hetkasseitkasseideheeft gekasseid
wijkasseienkasseidenhebben gekasseid
julliekasseienkasseidenhebben gekasseid
zij, zekasseienkasseidenhebben gekasseid

Presens
Beta

Example presens sentences for Kasseien with some of the pronouns.

  • Ik kassei de straat.
  • Jij kasseit de stoep.
  • Hij/Zij kasseit het plein.
  • Wij kasseien de weg.
  • Zij kasseien de oprit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kasseien with some of the pronouns.

  • Ik kasseide de straat.
  • Jij kasseide de stoep.
  • Hij/Zij kasseide het plein.
  • Wij kasseiden de weg.
  • Zij kasseiden de oprit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kasseien with some of the pronouns.

  • Ik heb de straat gekasseid.
  • Jij hebt de stoep gekasseid.
  • Hij/Zij heeft het plein gekasseid.
  • Wij hebben de weg gekasseid.
  • Zij hebben de oprit gekasseid.