keilen

Conjugations List of Keilen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkeilkeildeheb gekeild
jij, je, ukeiltkeildehebt gekeild
hij, zij, hetkeiltkeildeheeft gekeild
wijkeilenkeildenhebben gekeild
julliekeilenkeildenhebben gekeild
zij, zekeilenkeildenhebben gekeild

Presens
Beta

Example presens sentences for Keilen with some of the pronouns.

  • Ik keil de bal ver weg.
  • Jij keilt de bal naar het doel.
  • Hij/Zij keilt de bal hard naar voren.
  • Wij keilen de bal over het veld.
  • Jullie keilen de bal hoog in de lucht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Keilen with some of the pronouns.

  • Ik keilde vroeger altijd de bal ver weg.
  • Jij keilde de bal naar het doel tijdens de wedstrijd.
  • Hij/Zij keilde de bal hard naar voren om te scoren.
  • Wij keilden de bal over het veld tijdens de training.
  • Jullie keilden de bal hoog in de lucht op het strand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Keilen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bal ver weg gekeild.
  • Jij hebt de bal naar het doel gekeild.
  • Hij/Zij heeft de bal hard naar voren gekeild.
  • Wij hebben de bal over het veld gekeild.
  • Jullie hebben de bal hoog in de lucht gekeild.