keuen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | keu | keude | heb gekeud |
jij, je, u | keut | keude | hebt gekeud |
hij, zij, het | keut | keude | heeft gekeud |
wij | keuen | keuden | hebben gekeud |
jullie | keuen | keuden | hebben gekeud |
zij, ze | keuen | keuden | hebben gekeud |
PresensBeta
Example presens sentences for Keuen with some of the pronouns.
- Ik keur de maaltijd goed.
- Jij keurt het plan af.
- Hij keurt de nieuwe regels goed.
- Wij keuren de beslissing af.
- Zij keuren de kandidaat goed.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Keuen with some of the pronouns.
- Ik keurde de maaltijd goed.
- Jij keurde het plan af.
- Hij keurde de nieuwe regels goed.
- Wij keurden de beslissing af.
- Zij keurden de kandidaat goed.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Keuen with some of the pronouns.
- Ik heb de maaltijd goedgekeurd.
- Jij hebt het plan afgekeurd.
- Hij heeft de nieuwe regels goedgekeurd.
- Wij hebben de beslissing afgekeurd.
- Zij hebben de kandidaat goedgekeurd.