krijzeltanden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | krijzeltand | krijzeltandde | heb gekrijzeltand |
jij, je, u | krijzeltandt | krijzeltandde | hebt gekrijzeltand |
hij, zij, het | krijzeltandt | krijzeltandde | heeft gekrijzeltand |
wij | krijzeltanden | krijzeltandden | hebben gekrijzeltand |
jullie | krijzeltanden | krijzeltandden | hebben gekrijzeltand |
zij, ze | krijzeltanden | krijzeltandden | hebben gekrijzeltand |
PresensBeta
Example presens sentences for Krijzeltanden with some of the pronouns.
- Ik krijzeltand.
- Jij krijzeltandt.
- Hij/Zij/Het krijzeltandt.
- Wij krijzeltanden.
- Jullie krijzeltanden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Krijzeltanden with some of the pronouns.
- Ik krijzeltandde.
- Jij krijzeltandde.
- Hij/Zij/Het krijzeltandde.
- Wij krijzeltandden.
- Jullie krijzeltandden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Krijzeltanden with some of the pronouns.
- Ik heb gekrijzeltand.
- Jij hebt gekrijzeltand.
- Hij/Zij/Het heeft gekrijzeltand.
- Wij hebben gekrijzeltand.
- Jullie hebben gekrijzeltand.