kromlopen

Conjugations List of Kromlopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloop kromliep kromheb kromgelopen
jij, je, uloopt kromliep kromhebt kromgelopen
hij, zij, hetloopt kromliep kromheeft kromgelopen
wijlopen kromliepen kromhebben kromgelopen
jullielopen kromliepen kromhebben kromgelopen
zij, zelopen kromliepen kromhebben kromgelopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Kromlopen with some of the pronouns.

  • Ik loop krom na een lange dag werken.
  • Jij loopt krom vanwege de zware tas.
  • Hij loopt krom door zijn rugklachten.
  • Zij loopt krom tijdens het tuinieren.
  • Wij lopen krom van het lachen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Kromlopen with some of the pronouns.

  • Ik liep krom van de pijn in mijn voet.
  • Jij liep krom van de zware last op je schouders.
  • Hij liep krom terwijl hij de trap opging.
  • Zij liep krom van vermoeidheid.
  • Wij liepen krom door de modderige grond.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Kromlopen with some of the pronouns.

  • Ik ben kromgelopen tijdens de marathon.
  • Jij bent kromgelopen van het tillen van zware dozen.
  • Hij is kromgelopen door jarenlang slechte houding.
  • Zij is kromgelopen tijdens het dansen.
  • Wij zijn kromgelopen tijdens de wandeltocht.