kroppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | krop | kropte | ben gekropt |
jij, je, u | kropt | kropte | bent gekropt |
hij, zij, het | kropt | kropte | is gekropt |
wij | kroppen | kropten | zijn gekropt |
jullie | kroppen | kropten | zijn gekropt |
zij, ze | kroppen | kropten | zijn gekropt |
PresensBeta
Example presens sentences for Kroppen with some of the pronouns.
- Ik krop een heerlijke salade voor het diner.
- Jij kropt de groenten snel en efficiënt.
- Hij kropt zijn emoties op en laat ze niet zien.
- Wij kroppen de appels voordat we ze in de taart doen.
- Zij kroppen de sla zorgvuldig voor de lunch.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kroppen with some of the pronouns.
- Vroeger kropte ik altijd mijn gevoelens op.
- Toen ik jong was, kropte jij je woede vaak op.
- Hij kropte zijn teleurstelling op en zei niets.
- Wij kropten de groenten altijd voor het koken op.
- Zij kropten hun frustratie op en bleven stil.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kroppen with some of the pronouns.
- Ik heb de salade gekropt voor het diner.
- Jij hebt de groenten snel en efficiënt gekropt.
- Hij heeft zijn emoties opgekropt en ze niet laten zien.
- Wij hebben de appels gekropt voordat we ze in de taart deden.
- Zij hebben de sla zorgvuldig gekropt voor de lunch.