kwadrateren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kwadrateer | kwadrateerde | heb gekwadrateerd |
jij, je, u | kwadrateert | kwadrateerde | hebt gekwadrateerd |
hij, zij, het | kwadrateert | kwadrateerde | heeft gekwadrateerd |
wij | kwadrateren | kwadrateerden | hebben gekwadrateerd |
jullie | kwadrateren | kwadrateerden | hebben gekwadrateerd |
zij, ze | kwadrateren | kwadrateerden | hebben gekwadrateerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Kwadrateren with some of the pronouns.
- Ik kwadrateer de getallen voor de wiskundeles.
- Jij kwadrateert je antwoord niet correct.
- Hij kwadrateert regelmatig de resultaten van zijn experimenten.
- Wij kwadrateren de lengtes van de zijden in de meetkundeles.
- Jullie kwadrateren de gegevens in het onderzoek.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kwadrateren with some of the pronouns.
- Ik kwadrateerde de getallen tijdens de vorige les.
- Jij kwadrateerde je antwoord niet correct.
- Hij kwadrateerde regelmatig de resultaten van zijn experimenten.
- Wij kwadrateerden de lengtes van de zijden in de vorige meetkundeles.
- Jullie kwadrateerden de gegevens tijdens het onderzoek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kwadrateren with some of the pronouns.
- Ik heb de getallen gekwadrateerd tijdens de vorige les.
- Jij hebt je antwoord niet correct gekwadrateerd.
- Hij heeft regelmatig de resultaten van zijn experimenten gekwadrateerd.
- Wij hebben de lengtes van de zijden gekwadrateerd in de vorige meetkundeles.
- Jullie hebben de gegevens gekwadrateerd tijdens het onderzoek.