opflikkeren

Conjugations List of Opflikkeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikflikker opflikkerde opben opgeflikkerd
jij, je, uflikkert opflikkerde opbent opgeflikkerd
hij, zij, hetflikkert opflikkerde opis opgeflikkerd
wijflikkeren opflikkerden opzijn opgeflikkerd
jullieflikkeren opflikkerden opzijn opgeflikkerd
zij, zeflikkeren opflikkerden opzijn opgeflikkerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Opflikkeren with some of the pronouns.

  • Ik flikker op als je zo tegen me blijft praten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opflikkeren with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, flikkerde ik regelmatig op bij ruzies.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opflikkeren with some of the pronouns.

  • Hij is opgeflikkerd toen hij hoorde dat hij ontslagen was.