kwantificeren

Conjugations List of Kwantificeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkwantificeerkwantificeerdeheb gekwantificeerd
jij, je, ukwantificeertkwantificeerdehebt gekwantificeerd
hij, zij, hetkwantificeertkwantificeerdeheeft gekwantificeerd
wijkwantificerenkwantificeerdenhebben gekwantificeerd
julliekwantificerenkwantificeerdenhebben gekwantificeerd
zij, zekwantificerenkwantificeerdenhebben gekwantificeerd

Presens

Example presens sentences for Kwantificeren with some of the pronouns.

  • Ik kwantificeer de gegevens voor mijn onderzoek.
  • Jij kwantificeert de resultaten van de experimenten.
  • Hij/Zij/Het kwantificeert de kosten van het project.
  • Wij kwantificeren de effectiviteit van de nieuwe methode.
  • Jullie kwantificeren de hoeveelheid tijd die nodig is.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Kwantificeren with some of the pronouns.

  • Ik kwantificeerde de gegevens voor mijn onderzoek.
  • Jij kwantificeerde de resultaten van de experimenten.
  • Hij/Zij/Het kwantificeerde de kosten van het project.
  • Wij kwantificeerden de effectiviteit van de nieuwe methode.
  • Jullie kwantificeerden de hoeveelheid tijd die nodig was.

Perfectum

Example perfectum sentences for Kwantificeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de gegevens gekwantificeerd voor mijn onderzoek.
  • Jij hebt de resultaten van de experimenten gekwantificeerd.
  • Hij/Zij/Het heeft de kosten van het project gekwantificeerd.
  • Wij hebben de effectiviteit van de nieuwe methode gekwantificeerd.
  • Jullie hebben de hoeveelheid tijd gekwantificeerd die nodig was.