leeghalen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | haal leeg | haalde leeg | heb leeggehaald |
jij, je, u | haalt leeg | haalde leeg | hebt leeggehaald |
hij, zij, het | haalt leeg | haalde leeg | heeft leeggehaald |
wij | halen leeg | haalden leeg | hebben leeggehaald |
jullie | halen leeg | haalden leeg | hebben leeggehaald |
zij, ze | halen leeg | haalden leeg | hebben leeggehaald |
PresensBeta
Example presens sentences for Leeghalen with some of the pronouns.
- Ik haal de vuilnisbak leeg.
- Jij haalt je kamer leeg.
- Hij/Zij/Het haalt de zakken leeg.
- Wij halen de boekenkast leeg.
- Jullie halen de tafel leeg.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Leeghalen with some of the pronouns.
- Ik haalde de prullenbak leeg.
- Jij haalde je bureau leeg.
- Hij/Zij/Het haalde de laden leeg.
- Wij haalden de kledingkast leeg.
- Jullie haalden het magazijn leeg.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Leeghalen with some of the pronouns.
- Ik heb de zolder leeggehaald.
- Jij hebt de schuur leeggehaald.
- Hij/Zij/Het heeft de kast leeggehaald.
- Wij hebben de kelder leeggehaald.
- Jullie hebben de voorraadkast leeggehaald.