looien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | looi | looide | heb gelooid |
jij, je, u | looit | looide | hebt gelooid |
hij, zij, het | looit | looide | heeft gelooid |
wij | looien | looiden | hebben gelooid |
jullie | looien | looiden | hebben gelooid |
zij, ze | looien | looiden | hebben gelooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Looien with some of the pronouns.
- Ik looi het leer met de hand.
- Jij looit het leer in de zon.
- Hij/Zij/Het looit het leer met chemicaliën.
- Wij looien het leer in de fabriek.
- Jullie looien het leer op traditionele wijze.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Looien with some of the pronouns.
- Ik looide het leer vroeger met de hand.
- Jij looide het leer vroeger in de zon.
- Hij/Zij/Het looide het leer vroeger met chemicaliën.
- Wij looiden het leer vroeger in de fabriek.
- Jullie looiden het leer vroeger op traditionele wijze.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Looien with some of the pronouns.
- Ik heb het leer gelooid.
- Jij hebt het leer gelooid.
- Hij/Zij/Het heeft het leer gelooid.
- Wij hebben het leer gelooid.
- Jullie hebben het leer gelooid.