opstijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stijf op | stijfde op | heb opgestijfd |
jij, je, u | stijft op | stijfde op | hebt opgestijfd |
hij, zij, het | stijft op | stijfde op | heeft opgestijfd |
wij | stijven op | stijfden op | hebben opgestijfd |
jullie | stijven op | stijfden op | hebben opgestijfd |
zij, ze | stijven op | stijfden op | hebben opgestijfd |
PresensBeta
Example presens sentences for Opstijven with some of the pronouns.
- Ik stijf op tijdens de wedstrijd.
- Jij stijft op door de koude wind.
- Hij/Zij/Het stijft op als het water bevriest.
- Wij stijven op met behulp van een strijkijzer.
- Jullie stijven op voordat jullie naar bed gaan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opstijven with some of the pronouns.
- Ik stijfde op toen ik het nieuws hoorde.
- Jij stijfde op tijdens de vakantie.
- Hij/Zij/Het stijfde op terwijl hij/zij aan het sporten was.
- Wij stijfden op na een lange wandeling.
- Jullie stijfden op na het lezen van dat boek.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opstijven with some of the pronouns.
- Ik ben opgesteven voordat de presentatie begon.
- Jij bent opgesteven na een lange periode van training.
- Hij/Zij/Het is opgesteven sinds de operatie.
- Wij zijn opgesteven na het eten van gezond voedsel.
- Jullie zijn opgesteven na een goede nachtrust.