marmeren

Conjugations List of Marmeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmarmermarmerdeheb gemarmerd
jij, je, umarmertmarmerdehebt gemarmerd
hij, zij, hetmarmertmarmerdeheeft gemarmerd
wijmarmerenmarmerdenhebben gemarmerd
julliemarmerenmarmerdenhebben gemarmerd
zij, zemarmerenmarmerdenhebben gemarmerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Marmeren with some of the pronouns.

  • Ik marmer
  • Jij marmert
  • Hij/Zij marmeert
  • Wij marmeren
  • Jullie marmeren

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Marmeren with some of the pronouns.

  • Ik marmerde
  • Jij marmerde
  • Hij/Zij marmerde
  • Wij marmerden
  • Jullie marmerden

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Marmeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gemarmerd
  • Jij hebt gemarmerd
  • Hij/Zij heeft gemarmerd
  • Wij hebben gemarmerd
  • Jullie hebben gemarmerd