matteren

Conjugations List of Matteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmatteermatteerdeheb gematteerd
jij, je, umatteertmatteerdehebt gematteerd
hij, zij, hetmatteertmatteerdeheeft gematteerd
wijmatterenmatteerdenhebben gematteerd
julliematterenmatteerdenhebben gematteerd
zij, zematterenmatteerdenhebben gematteerd

Presens

Example presens sentences for Matteren with some of the pronouns.

  • Ik mater onderzoeksresultaten.
  • Jij matert over het milieu.
  • Hij/Zij mattert in de politiek.
  • Wij matteren duurzaamheid.
  • Jullie matteren de maatschappij.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Matteren with some of the pronouns.

  • Ik materde vroeger vaak over wetenschap.
  • Jij matert niet zo veel als vroeger.
  • Hij/Zij matert al sinds zijn/haar jeugd.
  • Wij materden regelmatig tijdens de lessen.
  • Jullie materden graag over kunst en cultuur.

Perfectum

Example perfectum sentences for Matteren with some of the pronouns.

  • Ik heb gematerd op de conferentie.
  • Jij hebt over dit onderwerp gematerd.
  • Hij/Zij heeft zich veel gematerd.
  • Wij hebben het belang van recycling gematerd.
  • Jullie hebben met passie gematerd.