meelijden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lijd mee | leed mee | heb meegeleden |
jij, je, u | lijdt mee | leed mee | hebt meegeleden |
hij, zij, het | lijdt mee | leed mee | heeft meegeleden |
wij | lijden mee | leden mee | hebben meegeleden |
jullie | lijden mee | leden mee | hebben meegeleden |
zij, ze | lijden mee | leden mee | hebben meegeleden |
PresensBeta
Example presens sentences for Meelijden with some of the pronouns.
- Ik lijd met je mee tijdens deze moeilijke periode.
- Zij lijdt altijd met anderen mee wanneer ze problemen hebben.
- Wij lijden mee met de slachtoffers van de natuurramp.
- Jullie lijden mee met jullie vrienden in hun teleurstelling.
- De hond lijdt mee als zijn baasje verdrietig is.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meelijden with some of the pronouns.
- Ik leed met je mee toen je door die moeilijke tijd ging.
- Zij leefde altijd met anderen mee en steunde hen.
- Wij voelden mee met de slachtoffers van de natuurramp.
- Jullie zaten met jullie vrienden in hun teleurstelling mee.
- De hond leed mee als zijn baasje verdrietig was.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meelijden with some of the pronouns.
- Ik heb met je meegeleden toen je door die moeilijke tijd ging.
- Zij heeft altijd met anderen meegeleefd en hen gesteund.
- Wij hebben met de slachtoffers van de natuurramp meegevoeld.
- Jullie hebben met jullie vrienden in hun teleurstelling meegezeten.
- De hond heeft met zijn baasje meegeleden toen deze verdrietig was.