mevrouwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mevrouw | mevrouwde | heb gemevrouwd |
jij, je, u | mevrouwt | mevrouwde | hebt gemevrouwd |
hij, zij, het | mevrouwt | mevrouwde | heeft gemevrouwd |
wij | mevrouwen | mevrouwden | hebben gemevrouwd |
jullie | mevrouwen | mevrouwden | hebben gemevrouwd |
zij, ze | mevrouwen | mevrouwden | hebben gemevrouwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Mevrouwen with some of the pronouns.
- De mevrouwen werken hard.
- De mevrouwen lopen in het park.
- De mevrouwen drinken koffie.
- De mevrouwen praten met elkaar.
- De mevrouwen studeren Nederlands.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Mevrouwen with some of the pronouns.
- De mevrouwen werkten hard.
- De mevrouwen liepen in het park.
- De mevrouwen dronken koffie.
- De mevrouwen praatten met elkaar.
- De mevrouwen studeerden Nederlands.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Mevrouwen with some of the pronouns.
- De mevrouwen hebben hard gewerkt.
- De mevrouwen zijn in het park gelopen.
- De mevrouwen hebben koffie gedronken.
- De mevrouwen hebben met elkaar gepraat.
- De mevrouwen hebben Nederlands gestudeerd.