miezelen

Conjugations List of Miezelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmiezelmiezeldeheb gemiezeld
jij, je, umiezeltmiezeldehebt gemiezeld
hij, zij, hetmiezeltmiezeldeheeft gemiezeld
wijmiezelenmiezeldenhebben gemiezeld
julliemiezelenmiezeldenhebben gemiezeld
zij, zemiezelenmiezeldenhebben gemiezeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Miezelen with some of the pronouns.

  • Ik miezel vandaag naar school.
  • Jij miezelt graag in de regen.
  • Hij/Zij miezelt altijd als het koud is.
  • Wij miezelen vaak tijdens wandelingen.
  • Jullie miezelen soms in de achtertuin.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Miezelen with some of the pronouns.

  • Ik miezelde gisteren door de stad.
  • Jij miezelde vroeger altijd met je vrienden.
  • Hij/Zij miezelde regelmatig in de zomer.
  • Wij miezelden toen we jong waren.
  • Jullie miezelden vaak tijdens vakanties.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Miezelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gemiezeld op het strand.
  • Jij bent gaan miezelen in het bos.
  • Hij/Zij heeft al veel gemiezeld in zijn/haar leven.
  • Wij zijn naar het park gemiezeld.
  • Jullie hebben samen gemiezeld in de stad.