mikken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mik | mikte | heb gemikt |
jij, je, u | mikt | mikte | hebt gemikt |
hij, zij, het | mikt | mikte | heeft gemikt |
wij | mikken | mikten | hebben gemikt |
jullie | mikken | mikten | hebben gemikt |
zij, ze | mikken | mikten | hebben gemikt |
PresensBeta
Example presens sentences for Mikken with some of the pronouns.
- Ik mik op de roos.
- Jij mikt altijd raak.
- Hij/zij mikt met precisie.
- Wij mikken op een overwinning.
- Zij mikken op een succesvolle lancering.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Mikken with some of the pronouns.
- Ik mikte op de verkeerde plek.
- Jij mikte vroeger altijd mis.
- Hij/zij mikte niet goed in het donker.
- Wij mikten te hoog tijdens de wedstrijd.
- Zij mikten onnauwkeurig door de wind.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Mikken with some of the pronouns.
- Ik heb gemikt en het doel geraakt.
- Jij hebt goed gemikt tijdens het spel.
- Hij/zij heeft al vaak gemikt op dit doelwit.
- Wij hebben eerder op die plek gemikt.
- Zij hebben succesvol gemikt tijdens de training.