misduiden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | misduid | misduidde | heb misduid |
jij, je, u | misduidt | misduidde | hebt misduid |
hij, zij, het | misduidt | misduidde | heeft misduid |
wij | misduiden | misduidden | hebben misduid |
jullie | misduiden | misduidden | hebben misduid |
zij, ze | misduiden | misduidden | hebben misduid |
PresensBeta
Example presens sentences for Misduiden with some of the pronouns.
- Ik misduid de situatie.
- Jij misduidt mijn woorden.
- Hij misduidt de bedoeling van het bericht.
- Zij misduiden de boodschap van de spreker.
- We misduiden vaak elkaars intenties.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Misduiden with some of the pronouns.
- Ik misduidde de situatie.
- Jij misduidde mijn woorden.
- Hij misduidde de bedoeling van het bericht.
- Zij misduidden de boodschap van de spreker.
- We misduidden vaak elkaars intenties.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Misduiden with some of the pronouns.
- Ik heb de situatie misduid.
- Jij hebt mijn woorden misduid.
- Hij heeft de bedoeling van het bericht misduid.
- Zij hebben de boodschap van de spreker misduid.
- We hebben vaak elkaars intenties misduid.