murwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | murw | murwde | heb gemurwd |
jij, je, u | murwt | murwde | hebt gemurwd |
hij, zij, het | murwt | murwde | heeft gemurwd |
wij | murwen | murwden | hebben gemurwd |
jullie | murwen | murwden | hebben gemurwd |
zij, ze | murwen | murwden | hebben gemurwd |
PresensBeta
Example presens sentences for Murwen with some of the pronouns.
- Ik murw de klei tot een gladde massa.
- Jij murwt deeg voor het bakken van brood.
- Hij murwt de verf om een goede consistentie te krijgen.
- Wij murwen het beslag voor de pannenkoeken.
- Jullie murwen de boter om het smeerbaar te maken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Murwen with some of the pronouns.
- Ik murwde de klei tot een gladde massa.
- Jij murwde het deeg voor het bakken van brood.
- Hij murwde de verf om een goede consistentie te krijgen.
- Wij murwden het beslag voor de pannenkoeken.
- Jullie murwden de boter om het smeerbaar te maken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Murwen with some of the pronouns.
- Ik heb de klei gemurwd tot een gladde massa.
- Jij hebt het deeg gemurwd voor het bakken van brood.
- Hij heeft de verf gemurwd om een goede consistentie te krijgen.
- Wij hebben het beslag gemurwd voor de pannenkoeken.
- Jullie hebben de boter gemurwd om het smeerbaar te maken.