emitteren

Conjugations List of Emitteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikemitteeremitteerdeheb geëmitteerd
jij, je, uemitteertemitteerdehebt geëmitteerd
hij, zij, hetemitteertemitteerdeheeft geëmitteerd
wijemitterenemitteerdenhebben geëmitteerd
jullieemitterenemitteerdenhebben geëmitteerd
zij, zeemitterenemitteerdenhebben geëmitteerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Emitteren with some of the pronouns.

  • Ik emitteer een sterke geur.
  • Jij emiteert vaak geluiden tijdens het slapen.
  • Hij/Zij/Het emiteert veel warmte.
  • Wij emitteren broeikasgassen.
  • Jullie emiteren licht met jullie zaklampen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Emitteren with some of the pronouns.

  • Ik emiteerde een zwak signaal.
  • Jij zond regelmatig berichten uit via de antenne.
  • Hij/Zij/Het stootte rook uit door de schoorsteen.
  • Wij zonden muziek uit tijdens het feest.
  • Jullie gaven signalen af met de flitsers.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Emitteren with some of the pronouns.

  • Ik heb geëmitteerd tijdens de presentatie.
  • Jij hebt al eerder uitgezonden op de radio.
  • Hij/Zij/Het heeft zijn stemgeluid geëmitteerd.
  • Wij hebben elektriciteit uitgestoten met onze generator.
  • Jullie hebben veel signalen uitgezonden met de zendapparatuur.