vetweiden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vetweid | vetweidde | heb gevetweid |
jij, je, u | vetweidt | vetweidde | hebt gevetweid |
hij, zij, het | vetweidt | vetweidde | heeft gevetweid |
wij | vetweiden | vetweidden | hebben gevetweid |
jullie | vetweiden | vetweidden | hebben gevetweid |
zij, ze | vetweiden | vetweidden | hebben gevetweid |
PresensBeta
Example presens sentences for Vetweiden with some of the pronouns.
- Ik vetweid op het moment de koeien in de wei.
- Jij vetweit altijd grondig voordat je begint met schilderen.
- Hij/zij/het vetweit regelmatig zijn/haar paard na een lange rit.
- Wij vetweiden elke zomer onze schapen in de groene velden.
- Jullie vetweiden de kippen dagelijks voor verse eieren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vetweiden with some of the pronouns.
- Vroeger vetweidde ik de koeien in de wei.
- Toen ik jonger was, vetweidde ik altijd grondig voordat ik begon met schilderen.
- Hij/zij/het vetweidde regelmatig zijn/haar paard na lange ritten.
- In het verleden vetweidden wij onze schapen elke zomer in de groene velden.
- Jullie vetweidden de kippen vroeger dagelijks voor verse eieren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vetweiden with some of the pronouns.
- Ik heb de koeien in de wei vetgeweid.
- Jij hebt altijd grondig vetgeweid voordat je begon te schilderen.
- Hij/zij/het heeft zijn/haar paard regelmatig vetgeweid na lange ritten.
- Wij hebben onze schapen elke zomer in de groene velden vetgeweid.
- Jullie hebben de kippen dagelijks vetgeweid voor verse eieren.