neuzelen

Conjugations List of Neuzelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikneuzelneuzeldeheb geneuzeld
jij, je, uneuzeltneuzeldehebt geneuzeld
hij, zij, hetneuzeltneuzeldeheeft geneuzeld
wijneuzelenneuzeldenhebben geneuzeld
jullieneuzelenneuzeldenhebben geneuzeld
zij, zeneuzelenneuzeldenhebben geneuzeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Neuzelen with some of the pronouns.

  • Ik neuzel over het weer.
  • Jij neuzelt altijd over onbelangrijke zaken.
  • Hij neuzelt graag over politiek.
  • Zij neuzelen vaak over hun favoriete tv-programma's.
  • We neuzelen gezellig tijdens de lunch.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Neuzelen with some of the pronouns.

  • Ik neuzelde over het weer.
  • Jij neuzelde altijd over onbelangrijke zaken.
  • Hij neuzelde graag over politiek.
  • Zij neuzelden vaak over hun favoriete tv-programma's.
  • We neuzelden gezellig tijdens de lunch.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Neuzelen with some of the pronouns.

  • Ik heb over het weer geneuzeld.
  • Jij hebt altijd over onbelangrijke zaken geneuzeld.
  • Hij heeft graag over politiek geneuzeld.
  • Zij hebben vaak over hun favoriete tv-programma's geneuzeld.
  • We hebben gezellig tijdens de lunch geneuzeld.