omdrentelen

Conjugations List of Omdrentelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdrentel omdrentelde omben omgedrenteld
jij, je, udrentelt omdrentelde ombent omgedrenteld
hij, zij, hetdrentelt omdrentelde omis omgedrenteld
wijdrentelen omdrentelden omzijn omgedrenteld
julliedrentelen omdrentelden omzijn omgedrenteld
zij, zedrentelen omdrentelden omzijn omgedrenteld

Presens
Beta

Example presens sentences for Omdrentelen with some of the pronouns.

  • Ik omdrentel door de kamer terwijl ik nadenk.
  • Jij omdrentelt vaak als je gestrest bent.
  • Hij omdrentelt in de tuin om te ontspannen.
  • Wij omdrentelen onze buurt om fit te blijven.
  • Zij omdrentelen rustig in het park.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omdrentelen with some of the pronouns.

  • Ik omdrentelde door de gang toen ik je zag.
  • Jij omdrentelde vroeger altijd om je gedachten te ordenen.
  • Hij omdrentelde elke avond voor het slapengaan.
  • Wij omdrentelden door de stad tijdens onze vakantie.
  • Zij omdrentelden rond het meer op een mooie zomerdag.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omdrentelen with some of the pronouns.

  • Ik heb omdrenteld in de stad gisteren.
  • Jij hebt al vaak omdrenteld in dit park.
  • Hij is meerdere keren door de straat omdrenteld.
  • Wij hebben samen de hele wijk omdrenteld.
  • Zij zijn al een uur aan het omdrentelen geweest.