lamelleren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | lamelleer | lamelleerde | heb gelamelleerd |
jij, je, u | lamelleert | lamelleerde | hebt gelamelleerd |
hij, zij, het | lamelleert | lamelleerde | heeft gelamelleerd |
wij | lamelleren | lamelleerden | hebben gelamelleerd |
jullie | lamelleren | lamelleerden | hebben gelamelleerd |
zij, ze | lamelleren | lamelleerden | hebben gelamelleerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Lamelleren with some of the pronouns.
- Ik lamelleer het hout voor de zonwering.
- Jij lamelleert de metalen plaat voor de ventilatie.
- Hij lamelleert de kunststof panelen voor de gevelbekleding.
- Wij lamelleren de gordijnstoffen voor het interieur.
- Zij lamelleren de papieren documenten voor archivering.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Lamelleren with some of the pronouns.
- Vroeger lamelleerde ik het hout voor de zonwering.
- Vroeger lamelleerde jij de metalen plaat voor de ventilatie.
- Vroeger lamelleerde hij de kunststof panelen voor de gevelbekleding.
- Vroeger lamelleerden wij de gordijnstoffen voor het interieur.
- Vroeger lamelleerden zij de papieren documenten voor archivering.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Lamelleren with some of the pronouns.
- Ik heb het hout gelamelleerd voor de zonwering.
- Jij hebt de metalen plaat gelamelleerd voor de ventilatie.
- Hij heeft de kunststof panelen gelamelleerd voor de gevelbekleding.
- Wij hebben de gordijnstoffen gelamelleerd voor het interieur.
- Zij hebben de papieren documenten gelamelleerd voor archivering.