omplanten

Conjugations List of Omplanten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikomplantomplantteheb omplant
jij, je, uomplantomplanttehebt omplant
hij, zij, hetomplantomplantteheeft omplant
wijomplantenomplanttenhebben omplant
jullieomplantenomplanttenhebben omplant
zij, zeomplantenomplanttenhebben omplant

Presens
Beta

Example presens sentences for Omplanten with some of the pronouns.

  • Ik plant een boom om.
  • Jij plant een boom om.
  • Hij/Zij/Het plant een boom om.
  • Wij planten een boom om.
  • Jullie planten een boom om.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Omplanten with some of the pronouns.

  • Ik plantte vroeger een boom om.
  • Jij plantte vroeger een boom om.
  • Hij/Zij/Het plantte vroeger een boom om.
  • Wij plantten vroeger een boom om.
  • Jullie plantten vroeger een boom om.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Omplanten with some of the pronouns.

  • Ik heb een boom omgeplant.
  • Jij hebt een boom omgeplant.
  • Hij/Zij/Het heeft een boom omgeplant.
  • Wij hebben een boom omgeplant.
  • Jullie hebben een boom omgeplant.