verkruien

Conjugations List of Verkruien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikverkruiverkruideheb verkruid
jij, je, uverkruitverkruidehebt verkruid
hij, zij, hetverkruitverkruideheeft verkruid
wijverkruienverkruidenhebben verkruid
jullieverkruienverkruidenhebben verkruid
zij, zeverkruienverkruidenhebben verkruid

Presens
Beta

Example presens sentences for Verkruien with some of the pronouns.

  • Ik verkrui mijn rug regelmatig tijdens het tillen van zware objecten.
  • Jij verkrui je tenen als je in te koude water stapt.
  • Hij verkrui zijn neus elke ochtend bij het opstaan.
  • Wij verkrui onze handen om de pijn te verlichten.
  • Zij verkrui hun lichamen om leniger te worden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Verkruien with some of the pronouns.

  • Vroeger verkruid ik altijd mijn rug tijdens het sporten.
  • Toen ik jong was, verkruid jij vaak je tenen door onhandigheid.
  • Hij verkruid regelmatig zijn neus tijdens het niezen.
  • In die periode verkruiden wij herhaaldelijk onze handen door intensief werk.
  • Als kind verkruiden zij hun lichamen vaak door te ruw spelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Verkruien with some of the pronouns.

  • Ik ben mijn rug verkruid toen ik die zware doos optilde.
  • Jij hebt je tenen verkruid toen je tegen de tafelpoot stootte.
  • Hij heeft zijn neus verkruid toen hij viel tijdens het sporten.
  • Wij hebben onze handen verkruid door overbelasting.
  • Zij hebben hun lichamen verkruid door onjuiste houding.