omturnen

Conjugations List of Omturnen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikturn omturnde omheb omgeturnd
jij, je, uturnt omturnde omhebt omgeturnd
hij, zij, hetturnt omturnde omheeft omgeturnd
wijturnen omturnden omhebben omgeturnd
jullieturnen omturnden omhebben omgeturnd
zij, zeturnen omturnden omhebben omgeturnd

Presens

Example presens sentences for Omturnen with some of the pronouns.

  • Ik turn om in de gymnastiekles.
  • Jij turnt om voor het slapengaan.
  • Hij/Zij/Het turnt om in de sportzaal.
  • Wij turnen om tijdens de wedstrijd.
  • Zij turnen om op het strand.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Omturnen with some of the pronouns.

  • Ik turnde om toen ik de bel hoorde.
  • Jij turnde om terwijl je naar muziek luisterde.
  • Hij/Zij/Het turnde om in de sportschool.
  • Wij turnden om tijdens de gymles.
  • Zij turnden om op het podium.

Perfectum

Example perfectum sentences for Omturnen with some of the pronouns.

  • Ik heb omgeturnd op het schoolfeest.
  • Jij bent omgeturnd door de instructeur.
  • Hij/Zij/Het heeft zich omgeturnd voor de spiegel.
  • Wij zijn omgeturnd in de dansstudio.
  • Zij hebben de oefening omgeturnd in de turnhal.