ontdubbelen

Conjugations List of Ontdubbelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontdubbelontdubbeldeheb ontdubbeld
jij, je, uontdubbeltontdubbeldehebt ontdubbeld
hij, zij, hetontdubbeltontdubbeldeheeft ontdubbeld
wijontdubbelenontdubbeldenhebben ontdubbeld
jullieontdubbelenontdubbeldenhebben ontdubbeld
zij, zeontdubbelenontdubbeldenhebben ontdubbeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Ontdubbelen with some of the pronouns.

  • Ik ontdubbel de bestanden elke week.
  • Jij ontdubbelt de gegevens voor het rapport.
  • Hij ontdubbelt de lijst met namen.
  • Wij ontdubbelen de database regelmatig.
  • Zij ontdubbelen de documenten zorgvuldig.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ontdubbelen with some of the pronouns.

  • Vroeger ontdubbelde ik de bestanden handmatig.
  • Toen jij hier werkte, ontdubbelde je de gegevens altijd.
  • Hij ontdubbelde de lijst met namen regelmatig in het verleden.
  • In het verleden ontdubbelden wij de database maandelijks.
  • Zij ontdubbelden de documenten vorig jaar grondig.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ontdubbelen with some of the pronouns.

  • Ik heb de bestanden ontdubbeld gisteren.
  • Jij hebt de gegevens al ontdubbeld.
  • Hij heeft de lijst met namen vorige week ontdubbeld.
  • Wij hebben de database al meerdere keren ontdubbeld.
  • Zij hebben de documenten recentelijk ontdubbeld.