openvliegen

Conjugations List of Openvliegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvlieg openvloog openben opengevlogen
jij, je, uvliegt openvloog openbent opengevlogen
hij, zij, hetvliegt openvloog openis opengevlogen
wijvliegen openvlogen openzijn opengevlogen
jullievliegen openvlogen openzijn opengevlogen
zij, zevliegen openvlogen openzijn opengevlogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Openvliegen with some of the pronouns.

  • De vogels openvliegen elke ochtend bij zonsopgang.
  • Ik openvlieg de deur als ik thuiskom.
  • Jij opentvliegt de raam om frisse lucht binnen te laten.
  • Hij/Zij/Het opentvliegt de cadeauverpakking met enthousiasme.
  • Wij openvliegen altijd vroeg in de ochtend naar ons vakantieadres.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Openvliegen with some of the pronouns.

  • Vroeger openvlogen de vogels altijd samen in een grote groep.
  • Toen ik jong was, opende ik vaak mijn armen en vloog ik als een vogel.
  • Jij opende snel de envelop en vloog door de inhoud heen.
  • Hij/Zij/Het opende de doos en ontdekte een verrassing.
  • Wij openden de ramen en lieten de frisse lucht binnenstromen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Openvliegen with some of the pronouns.

  • De vogels zijn vanochtend opengevlogen toen de zon opkwam.
  • Ik ben naar buiten opengevlogen om te genieten van de frisse lucht.
  • Jij bent de kooi opengevlogen en hebt de vogel vrijgelaten.
  • Hij/Zij/Het is het boek opengevlogen en heeft het in één keer uitgelezen.
  • Wij zijn gisteren naar de stad opengevlogen om te winkelen.