opfokken

Conjugations List of Opfokken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfok opfokte opheb opgefokt
jij, je, ufokt opfokte ophebt opgefokt
hij, zij, hetfokt opfokte opheeft opgefokt
wijfokken opfokten ophebben opgefokt
julliefokken opfokten ophebben opgefokt
zij, zefokken opfokten ophebben opgefokt

Presens
Beta

Example presens sentences for Opfokken with some of the pronouns.

  • Ik fok op wanneer ik gestrest ben.
  • Jij fokt op als je te laat bent.
  • Hij/Zij fokt op over kleine dingen.
  • Wij fokken op als het weer niet meezit.
  • Zij fokken op tijdens het spelen van videospelletjes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opfokken with some of the pronouns.

  • Ik fokte op toen ik het nieuws hoorde.
  • Jij fokte op tijdens de ruzie.
  • Hij/Zij fokte op over de gebroken vaas.
  • Wij fokten op vanwege het slechte eten.
  • Zij fokten op terwijl ze in de file stonden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opfokken with some of the pronouns.

  • Ik ben opgefokt na die moeilijke vergadering.
  • Jij hebt je opgefokt over die opmerking.
  • Hij/Zij is opgefokt door het verlies van zijn/haar sleutels.
  • Wij zijn opgefokt tijdens de file.
  • Zij hebben zich opgefokt om die slechte recensie.